Op weg naar kantoor had ik de haastige politieauto met zwaailampen al gepasseerd. Toen had ik nog geen idee dat ik mijn auto een uur later naast dezelfde auto zou parkeren op het boerenerf van de heer Kamphuis. Het liep einde winter in Twente. Het was nog koud. De zon worstelde zich met moeite uit boven de sluipende mist over de zwarte akkers. Ik had een naar voorgevoel…
Op het erf kwam de politievrouw mij al tegemoet. De ambulance was net vetrokken, vertelde ze. De politievrouw was zichtbaar aangedaan. De buurvrouw van het naastgelegen erf had de heer Kamphuis in alle vroegte dood aangetroffen, met lege medicijnendoosjes naast het bed. Ik draaide mij om naar het naastgelegen huis en zag nog net iemand haastig verdwijnen achter het gordijn bij het keukenraam.
Ik kwam hier nu om de inboedel te inventariseren en om eventuele kostbaarheden veilig te stellen ten behoeve van de erfgenamen. Wellicht zou het woonhuis ook verzegeld moeten worden om ongewenst bezoek te voorkomen. De inrichting van het woonhuis bracht mij plotsklaps terug naar mijn jeugd. Het leek alsof de tijd hier stil had gestaan. Ik bevond mij ineens weer in de jaren 80. Er stond nog een platenspeler in de kamer met daarnaast een heus cassettedeck. Een houder met cassettebandjes verraadde een voorkeur voor James Last en The Shadows. Het huis werd nog verwarmd met gaskachels. Boven de schouw hingen Delfts blauwe tegeltjes met oud-Hollandse spreuken en gezegden. Uiteindelijk moest ik toch ook de rest van het huis door. De slaapkamer van de heer Kamphuis sloeg ik nog maar even over. Wat een trieste dood.
De dag zat er bijna op toen de buurvrouw van de heer Kamphuis ineens op kantoor verscheen. Ze wilde mij graag spreken. Ik begreep van haar dat zij en haar buurman regelmatig contact hadden en dat ze een oogje in het zeil hield. De heer Kamphuis was erg op zichzelf geweest. Ik dankte haar voor de toelichting, maar begreep het doel van haar gesprek niet echt. Uiteindelijk vertelde ze dat de heer Kamphuis haar nog maar kort geleden de Delfts blauwe tegeltjes had toegezegd. En of ze die dan nu mocht hebben. Ik keek haar glazig aan en herinnerde mij een tegeltje met de spreuk “ze achter de ellebogen hebben”.