Na het overlijden van een ouder, komt er een moment dat de langstlevende ouder verdergaat met het leven. Een nieuwe partner. Misschien zelfs een nieuw huwelijk. Maar waar het leven verdergaat voor de ouder, wordt het vertrouwen van de kinderen uit het eerste huwelijk op de proef gesteld.
Wat ik als notaris zie, is geen juridische ‘ramp’, maar een relationele. Niet wat er op papier staat is het probleem, maar wat er nooit is uitgesproken. Want stel je het perspectief van de kinderen voor. Hun ouder is overleden. Er is gerouwd, er is afscheid genomen. De andere ouder blijft achter; en ineens is daar iemand anders. Iemand die op verjaardagen verschijnt, die mee op vakantie gaat. En uiteindelijk: iemand die misschien in hun ouderlijk huis gaat wonen, of zelfs het beheer krijgt over wat zij ooit als hun toekomst zagen. Er ontstaan misverstanden en verkeerde veronderstellingen die het vertrouwen langzaam uithollen. Dit kan worden voorkomen door een tijdig gesprek van de langstlevende ouder met de kinderen. Een vertrouwens gesprek op het juiste moment, met de juiste informatie. Een ouder die open met de kinderen bespreekt dat hij of zij opnieuw gelukkig is en tegelijk erkent wat dat bij de kinderen losmaakt. Die uitlegt hoe het testament is ingericht, waarom er voor bescherming van de nieuwe partner is gekozen, en wat dat betekent voor de uiteindelijke erfenis. Niet om toestemming te vragen. Wel om vertrouwen te bouwen. Dat gesprek is geen juridische plicht. Maar het is wél essentieel. Want wie zwijgt, vult het verhaal van de ander met wantrouwen. En waar wantrouwen komt, verdwijnt ruimte voor begrip. Dan krijg je later geen conflict over het geld, maar een conflict over alles wat nooit gezegd is. Dus aan de ouder die opnieuw de liefde vindt: vier het geluk, maar vergeet het gesprek niet. Het voorkomt dat de notaris straks naast een verdrietige stiefouder óók verbitterde kinderen aan tafel heeft.